05-02-2013 - Surfen, Nieuws

Voorbij Cisolok

In de zomer ontladen lange periode swells zIchmet regelmaat op de Indonesische riffen. niet voor niets is IndonesIë één van de meest gewilde surfbestemmingen ter wereld geworden. nu de drukte in de line-ups op balI , lombok, sumbawa, maar ook sumatra intens is geworden, zoeken Alrik en Titia naar rustigere alternatieven. ze vlIegen voor een maand met hun drie jarige dochter Fiene naar West Java. het eiland waar de menigte overheen lijkt te kijken.

Tekst & beeld : Alrik Swagerman & Titia van Roosmalen

Jet-lagged staan we opeens in een James Bond-achtige setting. Aan het einde van de anderhalve kilometer lange privé weg parkeert chauffeur Michel de jeep. Twee Javaanse mannen tillen onze bagage naar de veranda. De zon staat laag en kleurt de baai warm geel. Titia veegt zweetdruppeltjes van Fiene haar bovenlip. Welke realiteit is dit? Zijn we in Google Earth beland? In Nederland is het nu drie uur ‘s nachts. “Mister Alrik, where would you like your dinner?” We lopen de veranda over. Naast twee lounge banken zijn er drie hoeken met grote tafels.We kiezen voor de middelste met uitzicht over de baai waar in de verte een rechtse het rif afloopt. Ik houd van hoge plafonds, maar de ruim vijf meter hoge vertrekken overtreffen mijn verwachtingen compleet. Fiene wil haar eigen slaapkamer en we zetten haar klamboe tentje op op een kingsize bed. Moe van de reis kruipen we niet veel later zelf onder de klamboe. Onder het witte frisse beddengoed vallen we gelijk in slaap. Ik word wakker van Fiene die ons roept vanuit haar kamer. Het ochtendlicht straalt door de deuren. Titia laten we nog even lekker liggen. Fiene en ik nemen een ochtendduik in het privé zwembad en daarna een warme douche. We wekken Titia en het 14 weken oude kindje in haar buik, het ontbijt staat voor ons klaar op het voorterras. Die dag begint het dagelijkse ritueel van spullen pakken, de berg afklimmen en genieten van het verlaten strand en de rechtse golf.

Fiene speelt op het strand, maakt bouwwerken van de ronde keien samen met Kafi, onze persoonlijke assistent. Fiene rent schaterlachend op me af als ik het water uitkom. Wat komt er dichter bij aards geluk dan dit? Op de derde dag gaat het geluid uit. “Wat zeg je?” zijn drie woorden die Titia en Fiene vaak te horen krijgen de komende weken. Had ik die oordopjes gelijk maar in gedaan. De rechtse in de buurt van de villa ligt in de luwte van een headland, beschut van de rauwe oceaan swell. Locals noemen het ‘Cikembang’. Surfers die bang zijn voor grote golven, ‘chickens’, vluchten namelijk wel eens naar deze spot. Dit is een van de weinige spots die goed te doen is als het bij Cimaja serieus groot wordt. Heel af en toe komen er een paar andere surfers, maar meestal lig ik alleen in het water.

Op Google Earth ontdekten we een groot rif waar met aardige zekerheid een flinke linkse zou moeten lopen. Op een ochtend met een kleine, cleane swell en weinig wind besluiten we verder richting het westen te rijden. Al snel wordt de weg slechter en slalommen we de Toyota Kijang om de vele gaten in de weg heen. Het wordt steeds rustiger en groener, we rijden door paradijselijke valleien en kleine dorpjes. Op een gegeven moment kunnen we niet verder en parkeren we de auto.
We regelen drie mannen met scooters die ons naar het rif brengen. Als we bij het strand aankomen begint mijn hart te bonzen. Links ligt het enorme rif waar een set linkse golven mechanisch langs loopt. Het is compleet windstil, niemand in het water. Het ziet eruit als ruim overhead. Er zit veel tijd tussen de sets, met gemak peddel ik naar buiten. Na een paar slagen glij ik een bottom turn in en zie de sectie voor me stevig opkomen. Ik neem een hoge lijn, maak snelheid, knal vol naar beneden en bottom turn om de snelle sectie heen. Dan een stuk dat iets langzamer loopt, cutback, roundhouse, cutback en dan bouwt de golf weer op voor een snelle holle speedrun. Dit gaat lekker! De golf is goed krachtig en loopt zo een paar honderd meter. De tweede golf die ik pak is groter.Lekker vliegen over de eerste snelle sectie, roundhouse, cutback en op de tweede snelle sectie ga ik verticaal voor een snap, maar als ik richting lip vlieg, zuigt de bodem onder de golf weg. Ik raak de lip, maar hang boven een gapend gat en de lip gooit me weg. Ik voel een pijnscheut in mijn knie en realiseer me dat ik het rif heb geraakt. Als ik boven kom peddel ik snel de impact zone uit en zie hoe ondiepe brokken koraal onder de oppervlakte liggen. Mijn knie is bebloed, maar de wond valt mee en gelukkig kan ik door surfen. Titia staat in de verte op het rif te fotograferen en zwaait naar me. Gelukkig heeft ze niets meegekregen van de onderwaterbotsing van zojuist. Een paar uur later peddel ik de channel binnen en klauter het rif op.

Fiene is in een poeltje in het rif naar krabbetjes aan het zoeken. Titia en Kafi nippen in de schaduw aan een kokosnoot. Als we op de terugweg Kafi bij zijn huis afzetten nodigt hij ons uit om zijn vrouw en één jarige dochter te ontmoeten. Het huis ziet er van buiten mooi uit. Maar als we binnen komen is het donker en blijkt dat ze hier niet met z’n drieën, maar met z’n achten wonen. Het huisje is misschien 50m2. Betonnen muren, twee tafels vormen een aanrecht en de badkamer is een vochtige donkere ruimte. Iedereen begroet ons vrolijk en we krijgen thee aangeboden. Fiene heeft gelijk een vriendje gevonden en loopt hand in hand met haar leeftijdsgenootje het huis rond. Ik probeer me voor te stellen hoe het zou zijn om in zo’n setting te wonen. Met zo velen op zo’n klein oppervlak, steeds bij elkaar op de lip. We nemen afscheid en rijden terug naar de 450m2 Villa Gamrang.

Cimaja
Het ochtendfris hangt nog in de lucht, het is net licht en er komt een set golven binnen glijden. Dan gedempte klappen van water op glad water, gevolgd door geroffel van rollende keien. Er liggen vier anderen in de line-up. Het is flink, ruim anderhalf keer overhead. Ik pak mijn 6’3” en wrijf er wat verse wax op. Het is hoog tij, het water van de laatste golf trekt me de oceaan in, weg van de shorebreak en na even pedellen lig ik buiten. Het is windstil, buiten de piep in mijn rechteroor is het compleet stil en met mijn handen trek ik mezelf door het gladde water vooruit.Even later komt er een volgende set aan de horizon. Hoger aan de point, bij ‘Indicators’, lopen vier top-to-bottom barrels mechanisch het rif af. Lange lijnen komen op ons af en ik zie Jerry, de broer van locale held en WCT surfer Dede Suryana, voor de eerste golf dieper en naar buiten pedellen. Hij draait zich snel om, twee krachtige slagen, de golf zuigt hol en ik zie Jerry naar beneden vallen. Hij landt in de holle face, een korte stall en de lip gooit zich ruim over hem heen. Ik kijk hem snel na, maar veel tijd heb ik niet. De volgende golf is groter en ik peddel verder naar buiten. De anderen liggen te diep, de volgende is voor mij. Ik draai me om, vier slagen en ik glij de verticale wand in.

Iedere dag surf ik Cimaja in de vroege ochtend als het windstil is. Cimaja blijkt een golf met een heel eigen karakter. Secties kunnen onverwacht snel aantrekken of juist onverwacht langzaam zijn. Als een sectie barrelt is het meestal niet top-to-bottom, maar hoog in de face. Het kost me best wat tijd om ermee in tune te komen. Met laag water breekt de golf in ondiep water. Als je zeker van je drops bent, is het te doen. Hoog water is een stuk comfortabeler, de golf lijkt dan beter en langer te lopen. Cimaja is heel consistent, je kan hier iedere dag knallen lijkt. Als het bij Cimaja te groot is zijn er in de buurt verschillende spots die het goed houden. Er is een mellow pointbreak verder richting Cisolok en een local vertelt ons over een rechts rif verder richting Pelabuhan Ratu. Op beide spots heb ik goeie sessies met een paar locals.

Na een check bij Desa Resort, wat met schimmel in de bamboe badkamer vergane glorie blijkt, hebben we een bungalow bij Ombak Tujuh geboekt; een bungalowpark aan de overkant van de weg. Australische eigenaar Leo zit hier al vanaf de jaren ‘80. Na een paar dagen blijkt Ombak Tujuh ook een beetje een aflopende zaak. Voor de prijs is het best ok, maar het is niet echt fris. We bekijken ook twee andere accommodaties, Cimaja Square en Nurda’s lijken de beste opties.
Nurda’s ligt vlak aan de spot en is een fijne, rustige plek. Boven het restaurant hebben ze een mooie, schone vierpersoonsetage met uitzicht op de break. We ontbijten en lunchen meestal bij Nurda’s. De dames die hier werken zijn gelijk gek op Fiene en ze voelt zich hier goed thuis. Alleen af en toe roept ze me in paniek als de aapjes te dichtbij komen. Dan snel ik naar haar toe en klampt ze zich trillend aan me vast, als een klein aapje. Iedere ochtend om 4:00 begint de eerste luidruchtige Salat en die gaan in Cimaja zo’n beetje de hele dag door, tot laat in de avond.

Batu Karas
Met kramp in mijn nek en twee pakken koekjes in mijn buik, staan we na acht uur verkeerschaos al ruim een uur stil voor een soort kruispunt. Op het bord boven de weg wordt de tolweg aangekondigd, maar de duizenden scooters, vrachtwagens en andere voertuigen die zich stapvoets op de kruisende weg voortbewegen, laten niemand door. We hebben in Jakarta voor de gehele tijd in Java een auto gehuurd. Dan kunnen we gaan en staan waar we willen, “Zelf een auto tot je beschikking hebben, dat is vrijheid.” hoor ik me nog zeggen. We zijn onderweg van Cimaja naar Batu Karas, een tocht die we in twee dagen willen maken. Dan zouden we op die dagen ook nog wat leuks in de bergen kunnen doen. Not. De rit op dag één valt zwaar tegen. Stel je een tweebaansweg voor die door ontelbare kleine drukke dorpjes en stadjes kronkelt. Taxibusjes stoppen constant voor je om mensen op te pikken en af te zetten. Je zit aan de rechterkant in de auto achter het stuur en je haalt voornamelijk rechts in, maar soms ook links. Gemiddeld haal je niet meer dan 30 km per uur. Zo onderweg worden we geconfronteerd met het feit dat Java 110 miljoen inwoners telt en hoe gretig ze gebruik maken van de door de overheid gesubsidieerde brandstof. Een volle tank kost nog geen 20 euro. Eindelijk komt er beweging in de file. Het begint te schemeren en stapvoets rijden we richting de ring van Bandung. Links en rechts van ons toornen vrachtwagens, voor ons een motor met achterop in een kooi een geit. De borden boven de weg zijn raadselachtig. We besluiten voor de baan met het woord ‘tol’ te gaan. Niet veel later knallen we met 120 over een snelweg de schemering in.

Het is ondertussen donker en de lampen van motoren verblinden ons. Ik ben moe van de dag rijden en we zijn nog zeker anderhalf uur verwijderd van de plek waar we wilden overnachten. We besluiten op zoek te gaan naar het dichtstbijzijnde Hotel. We vinden er geen en na een tijdje verder rijden stoppen we bij een zogenaamde ‘Rest Area’; een soort combinatie van een restaurant, kiosk, moskee en ruimten waar je uit kunt rusten. We besluiten de nacht hier door te brengen. De volgende ochtend vertrekken we voor het licht wordt en het rijdt verrassend goed door. De schuifdeur van de parkeerplaats van JavaCove wordt als we aan komen voor ons open geschoven. “Sir, where is your driver?”, vraagt Iman, de manager van JavaCove. “No driver? Wow, we never see that!” De tassen worden voor ons uitgeladen en als we op de veranda van onze kamer aankomen krijgen we een exotisch drankje aangeboden. Vanuit de kamer zien we de rechtse golf de point afrollen. Alles is super fijn hier.

Batu Karas is een goede longboard spot, een soort tropische versie van Malibu. Dagelijks surfen we het heuphoge golfje. Met mijn 6’0” Vapor kom ik aardig weg, maar vergeleken met de spots in het westen is dit een speelgolfje. Lipper of floater op de eerste sectie, dan een paar honderd meter cutbacken en roundhousen en via het strand weer terug naar de take-off lopen. Als de swell buiten groter wordt dan 6ft, wordt de golf hier stevig genoeg om echt goed te knallen. Met laag water kan je dan gebarreld worden op de eerste sectie en loopt de golf door tot de tweede baai. Op goede dagen loopt de golf zo’n 500 meter. De omgeving is hier super mooi, enorme bomen, groene rivieren. Door de week is het best rustig, maar in de weekenden komen bussen vol met Javanen uit de stad hier van het strand en de zee genieten.

De tijd vliegt voorbij. Op de terugweg overnachten we bij de hot springs in Cipanas, bij het Sabda Alam Resort. In de salade zit een groen pepertje verstopt en mijn hele hoofd staat compleet in de fik. Ik probeer het met rijst te blussen, maar dat schiet niet op. Met een rood, jankend en doof hoofd snij ik paniekerig in het stuk kip. Mijn bord kiepert van de tafel en klatert kapot op de grond. We zijn de enige westerlingen in het resort en laten zo een prima indruk achter.
Selamat Jalan Java!

www.villa-gamrang.nl
www.cimajapoint.com
www.javacovebeachhotel.com

 van